Brein confrontatie en verkennen deel 1

Pagina top navigatie elementen

Hoe leert het brein taal, lezen en rekenen?

Confrontatie en verkennen

Transcript

LEERKRACHT: Jullie komen elke dag, komen jullie, lezen jullie teksten, en zinnen, en maken jullie sommen en kom je heel veel taal en rekenen tegen, maar hoe gaat dat nou in het brein, wat gebeurt er nou eigenlijk allemaal daar?
LEERKRACHT: Nou zijn er twee dingen hoe je dat zou kunnen gaat meten, je zou het inderdaad eh echt kunnen gaan meten wat er in de hersenen gebeurt, gaan we straks nog even een stukje naar kijken, sommige van jullie hebben dat ook al een stukje gezien op de winterschool, en, wat zeg je?
LEERLING: …op de universiteit
LEERKRACHT: Ja. Dus een ander dingen ervan herken je al, en heb je toen ook gezien inderdaad hoe dat ging met die eh met die (…) ja. Maar je gaat ook op een andere manier nog kijken wat er in de hersenen gebeurt, door gedragstaken af te nemen. Dus dat je kinderen en volwassenen taken laat maken, en dan te gaan kijken van hoe snel te het doen, wat ze precies doen, hoeveel fouten ze maken of juist eh wat ze moeilijk of makkelijk vinden. Dus dan hoef je niet in de hersenen te gaan kijken maar dan doe je het op een andere manier.
LEERKRACHT: Je ziet hier een jongetje en die heeft zo’n soort badmuts op inderdaad waar allemaal elektroden op zitten die op z’n hersenen contact maken zodat ze kunnen zien wat voor signalen eruit komen. En op dit moment is ie nog naar een filmpje van K3 aan het kijken, en zo dadelijk gaat ze een experimentje met ‘m doen.
LEERLING: Volgens mij heb ik dat ook eens een keer gehad.
(Filmpje)
LEERLING (er doorheen): Zit er ook zo’n computer aan, dan laten ze je naar een film kijken, kunnen zij zien wat je hersenen doen.
LEERKRACHT: Precies.
(Filmpje afgelopen)
LEERKRACHT: Dus hij zat eigenlijk inderdaad gewoon film te kijken en je hoorde dat hij ondertussen geluidjes hoorde hè, van eh ‘ba ba ba da’. Daar hoefde die verder helemaal niet op te, niet op de knopjes te drukken wanneer het anders was, maar ze keken inderdaad naar zijn hersenactiviteit, wat er gebeurde in z’n hersenen om te kijken van, hoort ie nou of het een ba is of dat het een da is?
(Filmpje speelt weer)
LEERLING: Dit hebben wij gezien!
LEERKRACHT: Dus dat is ook weer een manier om te kijken wat er in de hersenen gebeurt. En je hebt zelfs een hele, waar je helemaal in moet..
LEERLING: MRI!
LEERLING: MRI-scan!
LEERLING: Ik heb dat een keer gehad!
LEERLING: Dan mag je geen ijzeren dingen want dat wordt met magnetische golven gedaan.
LEERKRACHT: Precies, en dan raakt hij helemaal in de war.
LEERLING: Ze hadden een ijzeren vorkje aan een touwtje, en dan deden ze erin! Dat ging zo helemaal strak gespannen.
LEERKRACHT: Kijk. Ja je moet eh wat je zegt, je mag erin ook niet bewegen want op een gegeven moment gaat ie zo ronddraaien.
LEERLING: Daarom slapen ze je soms in, of eh…
LEERKRACHT: Narcose.
LEERLING: Onder narcose.
LEERKRACHT: Precies. Brengen ze je in zo’n slaap. En soms is het natuurlijk ook zo dat je bijvoorbeeld aan de andere kant ligt en bijvoorbeeld wel ergens op moet reageren, dat ze je ook nog een taakje laten doen terwijl je daarin ligt zodat ze ook kunnen zien of er iets verandert. Jij had een vraag.
LEERLING: Nee ik heb een opmerking. Bij voetbal, bij voetballen wordt vaak een MRI-scan gebruikt om te kijken hoe de, hoe de blessure van die speler is…
LEERKRACHT: Ja.
LEERKRACHT: We gaan even een voorbeeld doen, dat hoef je niet op te schrijven, je ziet dadelijk steeds een plusje in het midden, daar moet je naar kijken zodat je dadelijk weet waar het woord of de zin of het getal komt, en dan eh, komt er heel snel iets voorbij.
LEERLING: Jezus.
LEERLING: Hier ben ik in getraind bij dyslexiecentrum!
LEERLINGEN: Dicht / dacht / decht
LEERKRACHT: Heel goed! Er stond inderdaad ‘decht’.
LEERLING: Maar soms zijn er foute woorden maar dan moet je gewoon.. maar het gaat niet om foute woorden want Heins zei ‘dacht’. Ik dacht ‘dicht’.
LEERLING: Doe er nog eens een? Kijken of ik ‘m weer goed heb.
LEERKRACHT: Maar goed, let goed op.
LEERKRACHT: Maar let op, want anders kan degene achter jou het niet zien. Nog een voorbeeldje, weer een plusje…
LEERLINGEN: 28, 5, 40.
LEERKRACHT: Heel goed, dan zou je dat dus op moeten schrijven.
LEERLING: Ik zag ‘m! Iets met koolhydraten…
(leerlingen kijken steeds aandachtig naar het scherm en schrijven iets op wanneer er een getal/woord op het scherm verschijnt)
LEERLING: Oh die was makkelijk.
LEERLING: Ja er komen er nog drie.
(FILMSTEM): 932.
LEERLING: Ik laat me niet in de war brengen.
LEERLING: Oh nee.
LEERLING: Ha! Je hebt je in de war laten brengen.
LEERLING: Hier kan jij dus uit rekenen wat er in de hersenen om is gegaan.
LEERKRACHT: We kunnen nu eens gaan kijken wat er nou heel moeilijk was.
LEERLING: Je maakt dus grafieken ook denk ik hè?
LEERLING: Sven je leidt me af!
LEERKRACHT: Ja, je kunt bijvoorbeeld op een gegeven moment gaan kijken, als je die laatste twee zinnen bijvoorbeeld hebt, dan zul je zien dat de eerste zin was veel makkelijker was dan die tweede zin hè?

Omschrijving

In dit fragment worden enkele stukjes uit de eerste les van de lessenserie getoond. Een expert vertelt over het meten van activiteit in het brein. Lees hier meer over het nut van open vragen stellen aan leerlingen in deze fase van de les. De leerlingen doen ook mee aan een flitsexperiment en bespreken wat hun ervaringen daarmee zijn.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Hoe leert het brein taal, lezen en rekenen?

Deze lessenserie is ontworpen en uitgevoerd in samenwerking met het Wetenschapsknooppunt van de Radboud Universiteit NIjmegen (WKRU).

Kijkwijzer

Opdracht
Zie je dat de leerlingen al best wat weten over het onderwerp en hierover willen vertellen? Bespreek met elkaar hoe de expert (of leerkracht) taalruimte kan geven aan leerlingen.

lesfasen